Het nooit eindigende verhaal van huilende baby’s

De baby huilt. Heel veel. Om te eten, om te slapen, om zijn luier te verschonen, om te worden, om zijn ongemak te uiten, om aan te geven dat hij het warm of koud heeft… Om allerlei redenen die wij, als ouders, zo snel mogelijk moeten proberen te ontcijferen om gedoe te voorkomen. De kreten zijn schril als hij ergens pijn heeft. Als het snikken eerst licht is en na een paar minuten heviger wordt, komt dat omdat hij honger heeft. Ongemak, daarentegen, wordt aangegeven door kleine, regelmatige kreetjes. En soms huilt de baby om niets. Hij kreunt. Hij moet de druk van de ketel halen. Vaak aan het eind van de dag.

Dat is dus de theorie. De praktijk is een ander paar mouwen. Vooral wanneer je als beginner je kind net een beetje begint te leren kennen. Als een baby begint te huilen, heeft iedereen zijn eigen theorie over wat het betekent. Papa weet zeker dat hij honger heeft, terwijl mama hem probeert te vertellen dat het nog geen tijd is. Oma, die sinds de geboorte van het kleintje praktisch bij haar dochter is ingetrokken, weet zeker dat hij het koud heeft. Maar mama weet dat HAAR kind gewoon een knuffel nodig heeft. En soms heeft niemand gelijk. Wij voelen ons machteloos en hulpeloos tegenover zoveel lijden in zo’n klein lichaam. De een beschuldigt de ander ervan niet op de juiste manier te reageren. We worden verdrietig, boos, ongeduldig… En het huilen gaat door. Eindeloos.

“Hij is er, maar zijn geest lijkt wel te zijn achtergebleven in de baarmoeder.”

Tijdens de eerste twee maanden slaapt de baby veel. Bijna 20 uur van de 24. Hij wordt, altijd huilend, om de drie uur wakker om te eten (zelfs ‘s nachts) en valt bijna onmiddellijk weer in slaap. In het begin is er weinig interactie, wat behoorlijk frustrerend kan zijn. Hij onderscheidt de wereld om zich heen nog niet en zijn ogen staren vaak in het ijle. Hij is er, maar zijn geest lijkt wel te zijn achtergebleven in de baarmoeder. Als de borstvoeding goed gaat, blijft er een soort intieme band bestaan tussen moeder en baby. Als de melk, borst of fles, met de fles wordt gegeven, kan papa in het verhaal stappen.

In de derde maand kan het kind kolieken krijgen. Deze krampen, veroorzaakt door de lucht die hij/zij binnenkrijgt tijdens het voeden, doen veel pijn. Het huilen is dan schril en aanhoudend. Het is een echte beproeving voor hem en voor zijn ouders. Dokters beweren dat er geen remedie voor bestaat. De buik van de baby masseren of in panterhouding rondwandelen zijn de enige dingen die ze aanraden. Vaak volstaat het echter de flessen regelmatig te vervangen. Er zijn speciale ‘anti-koliekflessen op de markt die echt helpen.

“Dan, als de baby niet ziek wordt, kan iedereen gedurende enkele maanden tot rust komen.”

Dan, als de baby niet ziek wordt, kan iedereen gedurende enkele maanden tot rust komen. Toegegeven, ouders zijn een beetje naïef over dit onderwerp. Of ze proberen gewoon de waarheid niet onder ogen te zien. Ze denken vaak dat ze uit de problemen zijn wanneer hun kind ‘s nachts begint door te slapen (voor de gelukkigen). Of wanneer hij een beetje begint te lachen, en alleen huilt omdat hij honger heeft.

Gelukkig zijn er perioden van respijt. Het slechte nieuws is dat elke kritieke fasen erger is dan de vorige. Als je baby zes maanden oud wordt, begint het serieus te worden. De eerste tanden verschijnen, hij eet zijn eerste broodkruimels en begint te rollen. Hij huilt nu om andere redenen en wordt ‘s nachts opnieuw wakker. Dit is nogal vervelend en stressvol, nu de ouders weer de hele nacht doorslapen. De eerste tandjes breken letterlijk door het tandvlees. Dit schijnt uiterst pijnlijk te zijn (niemand die het zich echt herinnert). Pijn betekent hoge, schrille kreten. Onophoudelijk, dag en nacht. Dat veroorzaakt een hoop spanning binnen het koppel.

“‘s Nachts herbeleeft hij de vooruitgang die hij geboekt heeft en wordt hij rusteloos.”

Laten we niet al te pessimistisch zijn. Deze periode is ook een bron van vreugde. Baby stelt zich open voor de wereld, heeft interactie, ziet, lacht, ontdekt… Dit maakt hem zeker blij, maar ook bang. ‘s Nachts herbeleeft hij de vooruitgang die hij geboekt heeft en wordt hij rusteloos. Hij heeft soms nachtmerries en moet gerustgesteld worden. We worden onmisbaar voor hem. Hij kan niet zonder ons.

Rond de leeftijd van acht maanden kan het kind, als het nog niet in de crèche zit en nog niet gewoon is om van de moeder gescheiden te worden, echte angsten ervaren. Dit zijn de bekende verlatingsangsten. Zodra we uit zijn zicht verdwijnen is er drama. En dan hebben we het nog niet over over iemand een paar uur laten babysitten. Hij zal die persoon letterlijk door een hel laten gaan met ononderbroken schreeuwen en huilen. Maar dat gaat allemaal voorbij… Tot de volgende huilbui. Een nooit eindigend verhaal.

Sofia Douieb